Contact- en straatverbod bij stelselmatige intimidatie
Wanneer een persoon stelselmatig wordt lastiggevallen door een ander en hierdoor ernstig in zijn of haar persoonlijke levenssfeer wordt aangetast, kan de civiele rechter worden verzocht om een contactverbod of straatverbod op te leggen aan de overtreder. Gezien de spoedeisendheid van dergelijke situaties gebeurt dit vaak via een kortgedingprocedure. De rechter gaat echter niet lichtvaardig om met het opleggen van deze verboden, omdat deze een aanzienlijke inbreuk maken op de grondrechten van bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
Eisen voor het verkrijgen van een contact- en straatverbod
De eiser moet voldoende aannemelijk maken dat er sprake is van stelselmatige intimidatie door de gedaagde en dat dit leidt tot een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Dit onrechtmatige handelen moet goed worden onderbouwd, bijvoorbeeld door het bijhouden van incidenten via aangiftes, politiemutaties of een logboek.
Toetsing door de rechter: proportionaliteit
Bij het beoordelen van de vordering zal de rechter nagaan of het gevraagde contact- of straatverbod in verhouding staat tot de ernst van de inbreuk. Dit staat bekend als de toets van proportionaliteit. Het is van belang dat het gevraagde verbod niet zwaarder is dan nodig om de situatie te herstellen of te voorkomen.
Koppeling van dwangsommen en lijfsdwang
Het is aan te bevelen om bij een vordering tot een contact- of straatverbod een dwangsom te laten vaststellen, zodat bij overtreding de overtreder een boete moet betalen. Bij herhaaldelijke overtredingen kan ook lijfsdwang worden gevorderd, waarbij de overtreder wordt gedwongen tot naleving van het verbod. Ook hierbij wordt door de rechter de proportionaliteit van de maatregel getoetst.